top of page

Nostalgie

Ten tijde van de oprichting van de IJsvereniging in 1897 werd op het Boterdiep geschaatst. De kinderen leerden schaatsen op een sloot of een grachtje, achter een stoel en op houtjes. Favoriet was het schaatsen langs de Pastorieweg, waar destijds sloten lagen met bruggetjes naar de huizen. Ook de Kerkhofsgracht, de sloot aan de Oosterweg en de gracht bij Doornbos waren favoriet. Natuurlijk ook het Boterdiep, maar daar waagde je alleen op bij echt goed ijs.....

Het was groot feest als de ijsvereniging het ijs dik genoeg vond om de banen op het Boterdiep te openen. De baanvegers, die waren  aangesteld, veegden met ‘riezn beszems’ de banen op het Boterdiep. Het loon van de baanvegers waren de baancenten, die ze ontvingen van de schaatsers. Werd er niets gegeven, dan werd hem of haar de ‘beszem’ voor de voeten gegooid. 
 

Deze ‘beszems’ werden onderin de molen De Grote Geert opgeslagen. Als het ijs dik genoeg was en er sneeuw op de banen lag, dan ging de voerman met zijn paard het ijs op. De paarden trokken dan een grote driehoek over het ijs, om zo de sneeuw van de baan te schuiven. Waren er veel ijsschotsen op de baan, omdat een schip het dunnere ijs had vernield, dan ging men met een ijzeren ijsschaaf over het ijs. De baanvegers waren de hele dag in touw met hun lange vegers.

Bij de cafés Harms en Groen (later Sipkens) ging ‘bad oet’, als teken dat de cognacgrog klaar stond voor de schaatsers en schaatsters, die voorbij kwamen. Men sprak ook wel over ‘badlopers’ en ‘hardlopers’ wat wilde zeggen, dat de ‘badlopers’ overal even aangingen waar ‘bad oet’ was en bij het naar huis rijden nog wel eens een scheve schaats reden. De ‘hardlopers’ hadden daar geen tijd voor, die wilden alleen maar schaatsen.

Lourens Huizinga had dan een ijstentje op het ijs voor Villa Vinhuizen, gemaakt van een linnenrek met een kleed erover. Hij verkocht soaljemelk (saliemelk) en baggelbakken voor 2,5 cent. Hendrik Wieringa stond met zijn koek- en zopie tent tegenover het voormalige gemeentehuis en prees zijn waren aan met "hete melk en kouwe koek, dat doet de schaatsenrijders goed". Bij café Sipkens was Doeke Bisschop te vinden met salmiak drop in kleine, metalen doosjes á 1 cent. Ook liepen er vrouwen op het ijs met een armkorf te venten. "Baggelbakken",  was hun luide roep. Baggelbakken waren dikke, bruine koeken, die smaakten als kantkoek. De naam baggelbak stamt uit de turfwinning en had de vorm van een turfje.  Zo rond 1930 verdween de soaljemelk van het ijs en werd waterchocolade en nog later chocolademelk verkocht.

bottom of page